Zoeken in deze blog

dinsdag 19 april 2011

het leven zelf is dodelijk

Het heldere licht irriteerde zijn oogleden. Hij draaide zijn hoofd zo dat zijn gezicht in haar kussen was begraven. Die witte gordijnen zorgden voor al deze ellende. De gordijnen die zij had uitgezocht. Hij had ze altijd al gehaat. Dat ellendige licht 's ochtends ook altijd. Ze waren er dankzij haar. Ze had hem haar liefste glimlach gegeven en hij was gesmolten toen ze in die winkel stonden. Hoe had hij haar vragende blik ooit kunnen weerstaan? Die herinnering aan de blikkering van haar tanden bezorgde hem een wee gevoel in zijn maag. Hij zou haar alles gegeven hebben. Alles.

Hij rook aan het kussen. Haar geur was allang verdwenen, al dacht hij dat hij soms nog iets van haar zoete parfum bespeurde in de stof.
Zuchtend draaide hij zich weer op zijn rug. De hoogte van het plafond duizelde hem. Het voelde alsof er een gigantisch gat in zijn borst zat. Het bleef maar bloeden. De leegte kon nimmer worden opgevuld.

Opeens voelde hij zich boos. Wie had het recht, of nam het recht om hem haar te ontnemen. Reddeloos stompte hij in het kussen en begroef zijn gezicht erin. Zilte tranen bevochtigden het dons.

De vele handen op zijn schouder waren goed bedoeld geweest, maar leeg van betekenis. Die dag had gevoeld alsof hij er zelf niet was. Alle stemmen leken gedempt, alsof hij onder een glazen stolp stond. De doffe blik die hij mensen toewierp werden beantwoord met angstige grote ogen en verontschuldigende gebaren. Het deed er allemaal niet meer toe. Ze wisten allemaal van niets. Nooit zouden ze het kunnen begrijpen, het hartverscheurende verdriet en zijn allesverslindende liefde voor haar. Nee, ze konden het niet weten. Zij waren hem niet. Zij waren haar niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten